X

Bedrijfsruimten

Datum laatste wijziging: 09-12-2020

Intro / algemeen

Bij de bouw en inrichting van bedrijfsruimten spelen bouwvoorschriften een rol. Deze zijn vastgelegd in het Bouwbesluit.

Daarnaast gelden er ook de productveiligheidseisen uit de Warenwet. Door de CE-markering  is te controleren of de arbeidsmiddelen volgens de producent ervan aan deze eisen voldoen. Daarnaast gelden er voor arbeidsmiddelen aanvullende normen in het Arbobesluit.

Links

Risico

Als het gebouw niet voldoet aan een aantal elementaire eisen ontstaan er diverse veiligheidsrisico's zoals brandgevaar, uitglijden op gladde vloeren etc.

Eisen

Eisen aan gebouwen, machines, ventilatiesystemen en elektrische installaties
Eisen bij sanitair en pauzeruimtes
Eisen bij vloeren

Eisen bij deuren en bewegende hekken
Eisen voor hekken, leuningen en trappen
Eisen voor vloer- en wandopeningen
Eisen voor ladders
Eisen voor vluchtwegen en uitgangen
Eisen voor verkeersruimten en trappen
Eisen voor brandblusmiddelen
Eisen voor brandmelders of rookmelders
Eisen voor bijzondere ruimtes
Eisen voor opslag van goederen
Eisen voor opslag van chemicaliën
Eisen voor asbestbeheersing
Eisen voor vebindingswegen en doorgangen
Eisen bij de aanschaf van arbeidsmiddelen

Eisen aan gebouwen, ventilatiesystemen en de elektrische installaties zijn:

  • deze moeten in goede staat verkeren;
  • een registratiesysteem (of procedure) voor het beheersen van de noodzakelijke keuringen, onderhoud en beproevingen van arbeidsmiddelen is beschikbaar;
  • bij keuringen en inspecties geconstateerde tekortkomingen wordt structureel een afspraak voor verbeteringen gemaakt;
  • de verwarmingsinstallatie wordt jaarlijks onderhouden;
  • het airco-/ luchtbehandelingsysteem wordt jaarlijks onderhouden;
  • afzuiginstallaties worden jaarlijks onderhouden, filters tijdig vervangen e.d., ten einde onnodige blootstelling van medewerkers aan gevaarlijke stoffen of dampen te voorkomen;
  • waterleidingen worden gekeurd op legionellagevaar inclusief risicoanalyse, rapportage en plan van aanpak;
  • de elektrische installatie wordt periodiek gekeurd en onderhouden (volgens NEN 3140) om het gevaar van elektrocutie, kortsluiting en brand zo veel mogelijk te voorkomen;
  • liftkeuring wordt door een daarin gespecialiseerd en erkend bedrijf uitgevoerd. Het onderhoud is aantoonbaar;
  • een procedure voor onderhoud is aanwezig;
  • Het gebouw ((verdiepings-)vloeren, wanden, dak), trappen deuren en ramen zijn stevig en heel. Ruimtes zijn berekend op de werkzaamheden die er worden verricht. De sterkte van de constructie (vloeren, wanden en plafonds) is ook voldoende als er per ongeluk tegen aan gereden wordt of zaken aan bevestigd worden die kracht uitoefenen.

Eisen bij sanitair en pauzeruimtes zijn: 

  • Er dienen voldoende toiletten aanwezig te zijn (als indicatie: 1 per 20 aanwezigen per geslacht), waarbij ook in de directe omgeving een wastafel is.
  • Voor de medewerkers die bedrijfskleding dragen is er ook naar sekse gescheiden omkleedruimte en een kastje om persoonlijke spullen veilig op te bergen.
  • Er is een speciale ruimte beschikbaar waar medewerkers, voor wie dit nodig is, kunnen gaan liggen om rust te nemen. (bijvoorbeeld in sommige gevallen voor zwangere vrouwen). De werkgever moet ook voldoende ruimte (met privacy) bieden voor vrouwen die willen kolven en daarvoor de nodige voorzieningen treffen (stopcontact, wasgelegenheid, koelkast).

Eisen bij vloeren zijn:

  • Om veilig te kunnen bewegen (of gebruik te maken van transportmiddelen) is vereist dat de vloer geen oneffenheden heeft en niet glad is. Struikelgevaar, kans op verstappen en uitglijden wordt dan zo klein mogelijk gehouden.
  • Omdat vloeren vaak nat zijn en vervuild zijn met producten zijn er afspraken over het voortdurend schoonhouden van de vloer en het dragen van het juiste schoeisel.
  • Openingen of goten in de vloer zijn goed afgeschermd. Denk bijvoorbeeld aan stortkokers of andere openingen voor het afvoeren van producten.

Eisen bij deuren en bewegende hekken zijn:

  • De vrije doorgangshoogte van deuren is minimaal 2 meter;
  • Deuren, hekken en doorgangen moeten zijn afgestemd op het verkeer dat plaatsvindt;
  • Klapdeuren bij transportroutes waarachter de situatie te overzien dient te zijn, moeten deels doorzichtig zijn; minimaal 1 m, tussen 1,25m en 2 meter van de grond. Op ooghoogte van grotendeels transparante deuren is een markering aangebracht.
  • Bij voorkeur worden voor voetgangers afzonderlijke deuren en toegangen toegepast. Als vlak achter een deur dwarsverkeer van voetgangers of voertuigen plaats vindt, mag deze deur niet als openslaande deur worden uitgevoerd, en moet bovendien een signalering worden aangebracht die tijdig waarschuwt voor naderende voertuigen, bv een automatisch oplichtend oranje knipperlicht.
  • In de onmiddellijke nabijheid van deuren of andere doorgangen die vooral voor transportmiddelen zijn bestemd bevinden zich afzonderlijke doorgangen voor voetgangers, tenzij de doorgang voor voetgangers veilig is en duidelijk gemarkeerd.
  • Roldeuren (ofwel overheaddeuren/sectionaaldeuren) worden jaarlijks gecontroleerd en onderhouden;
  • Roldeuren en beweegbare hekken moeten zijn beveiligd door een vasthoudbediening voor het openen en sluiten, tenzij een doelmatige beveiliging aanwezig is ter voorkoming van het knelgevaar zoals contactlijsten, contactmatten, een lichtstraalbeveiliging of een impulsbeveiliging. Bij deze laatste wordt de neergaande beweging van de deur bij lichte tegendruk omgezet in een opgaande beweging;
  • een beveiliging tegen neerstorten van de deur door middel van een vanginrichting (veerbreukbeveiliging) is aanwezig; Dat geldt voor een handbediende sectionaaldeur. (en voor een aangedreven sectionaaldeur als daarbij gekozen is voor een motor met ontkoppeling);
  • een beveiliging tegen uitlopen van kabels en aflopen van geleiderollen is aanwezig;
  • een beveiliging van trekveren tegen wegvliegen bij veerbreuk is aanwezig;
  • tegengewichten moeten in valkokers zijn opgesloten;
  • een loopdeur in een beweegbare deur moet bij openen en sluiten van de beweegbare deur zijn vergrendeld;
  • knelplaatsen dienen afgeschermd te worden.
  • Schuif- of roldeuren en kanteldeuren moeten tegen uitlichten, aflopen of vallen geborgd zijn.
  • Automatische deuren en hekken kunnen met de hand worden geopend, tenzij ze bij een stroomstoring automatisch open gaan.

Eisen voor hekken, leuningen en trappen zijn:

  • bij valgevaar moeten hekken en leuningen aangebracht worden met een minimale hoogte van één meter en op circa een halve meter een tussenregel hebben;
  • trappen dienen tenminste aan één zijde van een leuning te zijn voorzien, trappen breder dan 1.2 m aan beide zijden;
  • de diepte en breedte van de treden zijn afhankelijk van de hellingshoek. Bij een hellingshoek van 45° hoort een treediepte van 22 cm en een treehoogte van 22 cm;
  • verder dienen de treden te zijn voorzien van een antisliplaag.

Eisen voor vloer- en wandopeningen zijn:

  • valgevaar door openingen in wanden en vloeren dient te worden voorkomen door het dichtleggen met voldoende sterk materiaal of het aanbrengen van hekwerken c.q. leuningen met een knieregel en schoprand;
  • plaatsen waar goederen of voorwerpen worden opgehesen of neergelaten dienen ook beveiligd te zijn tegen het gevaar bekneld te raken, getroffen te worden en/of te vallen.

Eisen voor ladders zijn:

  • ladders/(huishoud)trappen, (rol)steigermaterieel wordt jaarlijks onderhouden en gecontroleerd op loszittende sporten, scheuren, laddervoeten of te grote vervormingen conform NEN 2484;
  • de ladders dienen op een juiste wijze gebruikt te worden;
  • ladders zijn alleen bedoeld voor incidentele werkzaamheden en worden niet gebruikt bij reiken, kracht zetten, gereedschap hanteren of goederen verplaatsen. Bij dergelijke werkzaamheden op hoogte dient men andere arbeidsmiddelen te gebruiken, zoals een hoogwerker of een veilige werkbak. Als al deze opties onmogelijk zijn, zijn korte werkzaamheden op een ladder toegestaan.
  • ze moeten voldoende sterk zijn, voldoende stijfheid bezitten en in goede staat van onderhoud verkeren;
  • zodanig kunnen worden vastgezet, dat ze niet kunnen uitglijden of omvallen, ofwel te sterk doorbuigen, dan wel anderszins gevaar kunnen opleveren;
  • tenminste 1 meter uitsteken boven de plaats waartoe deze toegang geven, tenzij op een andere manier voldoende zekerheid bij op- en afstappen wordt geboden.

Eisen voor vluchtwegen en uitgangen zijn:

  • in gebouwen moet gezorgd worden voor voldoende vluchtmogelijkheden (niet versperd!) naar buiten het gebouw;
  • indien de afstand tot een deur groter is dan 30 meter zijn er twee deuren in die ruimte nodig;
  • wordt in de werkruimte gewerkt met gevaarlijke stoffen of gevaarlijke machines dan is de maximale loopafstand naar de vluchtmogelijkheid 15 meter;
  • men moet veilig de begane grond buiten kunnen bereiken;
  • uitgangen en vluchtwegen moeten eenvoudig van binnenuit te openen zijn en mogen niet geblokkeerd zijn door machines en/of goederen;
  • verdiepingen moeten altijd twee vluchtmogelijkheden hebben (bv noodtrappenhuis).
    Vluchtwegen aangeven d.m.v. “vluchtweg plattegronden”, ophangen per afdeling op strategische plaatsen.

Eisen voor verkeersruimten en trappen zijn:

  • boven nooduitgangen moet een installatie voor noodverlichting zijn aangebracht;
  • een doorgang en trap moeten minimaal zestig centimeter breed zijn;
  • een trap moet aan tenminste één zijde een leuning hebben;
  • trappen breder dan 1,2 meter moeten aan beide zijden een leuning hebben;
  • deuren voor vluchten moeten naar buiten draaiend zijn en schuifdeuren mogen niet worden toegepast voor vluchten;
  • indien er in donkere periodes gewerkt wordt en de verlichting valt uit zullen de vluchtwegen zichtbaar verlicht moeten worden door noodverlichting. Daarmee kunnen de werknemers hun weg naar buiten vinden;
  • als hulp bij het ontvluchten zijn pictogrammen aanwezig die de vluchtdeuren, vluchtroutes en verzamelplaatsen markeren (conform Arbobesluit).
  • de pictogrammen moeten goed zichtbaar zijn. Er moeten standaardpictogrammen gebruikt worden;
  • als ondersteuning van de brandbestrijding en ontvluchting zijn plattegronden in het bedrijf aangebracht waarop in ieder geval de vluchtwegen, nooduitgangen, verzamelplaatsen en blusmiddelen zijn aangeduid.
  • deze plattegronden moeten op goed bereikbare en zichtbare plaatsen hangen en gemakkelijk te lezen en te begrijpen zijn door de werknemers;
  • de plattegronden moeten de actuele situatie weergeven.

Eisen voor brandblusmiddelen zijn:

  • de brandblusmiddelen worden minimaal eenmaal per jaar door een deskundig persoon gecontroleerd op aanwezigheid en bruikbaarheid. Als het gaat om draagbare brandblusmiddelen dient de keuring eenmaal in de twee jaar plaats te vinden;
  • het aantal en soort blusmiddelen is afhankelijk van de aard van de risico's;
  • de blusmiddelen moeten gemarkeerd zijn met rode pictogrammen;
  • in een gebouw met 200 m² vloeroppervlak dient tenminste 1 draagbaar blustoestel aanwezig te zijn.
  • het minimum aantal per verdiepingsvloer is 2 stuks blustoestellen. Bij verdiepingen met een vloeroppervlakte van minder dan 200 m² kan men met één blustoestel per verdieping volstaan. Hetzelfde geldt voor vrijstaande gebouwen met een vloeroppervlakte kleiner dan 50 m² die uitsluitend in gebruik zijn als kantoor, kantine, schaftlokaal en dergelijke. De loopafstand tot het dichtstbijzijnde blustoestel mag niet meer bedragen dan 30 m.
  • de blusmiddelen moeten gemarkeerd zijn met rode pictogrammen.
  • de brandblusmiddelen moeten periodiek onderhouden worden en gecontroleerd op werkzaamheid. Dit kan door een onderhoudscontract met de leverancier gebeuren.

Eisen voor brandmelders of rookmelders zijn:

  • het moet duidelijk zijn in het bedrijf op welke manier brand gemeld moet worden;
  • de brandmeldinstallatie / ontruimingsinstallatie wordt gekeurd en onderhouden;
  • brandmelders moeten in het gebouw op strategische plaatsen zijn aangebracht;

Eisen voor bijzondere ruimtes zijn:

  • In sommige werkruimtes of installatiedelen zijn risico's aanwezig die alleen worden onderkend door medewerkers die voldoende deskundig zijn. Deze ruimtes dienen zodanig afgeschermd/beveiligd te zijn dat deze alleen door bevoegde personen betreden/geopend kunnen worden.
  • Denk daarbij aan ruimtes met explosierisico (acculaadruimtes, siloruimte, flessenstation), waar je bedwelmd kunt raken (gebrek aan zuurstof of overmaat aan schadelijk gas of damp (H2S bij organisch afval(water)/riool, CO2 in kelders of droogijsopslag), waar je ingesloten kunt raken (ruimten die automatisch of van buitenaf vergrendeld kunnen worden, zoals koelruimtes), plaatsen waar je geraakt kunt worden door bewegende delen (denk aan robotruimte, automatische transportsystemen), plekken met valgevaar (vloeropeningen, onvoldoende afgeschermde bordessen, werk op het dak, e.d.) of plekken waar elektrische risico's aanwezig zijn (technische ruimtes, elektriciteitskasten, hoogspanningsinstallatie).

Eisen voor opslag van goederen zijn:

  • Goederen worden veilig en stabiel opgeslagen. Stellingen voldoen aan NEN 5051. Bedrijven kunnen dit door de stellingbouwer schriftelijk laten vastleggen.
  • Stellingen en hulpmiddelen, zoals pallets, moeten geschikt zijn voor het product en in een correcte staat verkeren.
  • Op elke stelling is het maximaal beladingsgewicht duidelijk aangegeven.
  • Wanneer sprake is van intern transport in de nabijheid van stellingen, zijn deze stellingen voorzien van aanrijdbeveiliging van minimaal 40 cm hoog.  
  • Wanneer het gevaar bestaat dat voorwerpen aan de achterzijde uit een magazijnstelling kunnen vallen en personen kunnen verwonden, wordt een doorstootbeveiliging aangebracht, zoals stevige schotten of een fijnmazig hekwerk.
  • Stellingen worden regelmatig gecontroleerd en jaarlijks gekeurd door een deskundig persoon of instelling.
  • Opslagplaatsen waarbij op hoogte wordt gewerkt zijn voorzien van randbeveiligingen (leuning, knieregel, kantplank).
  • Goederen zwaarder dan 4 kg die handmatig opgeslagen worden, worden niet hoger geplaatst dan 1,8 m.

Eisen voor opslag van chemicaliën zijn:  

  • Chemicaliën worden op een veilige manier opgeslagen. Sommige producten kunnen met elkaar reageren en dan gevaarlijke situaties veroorzaken. Bijvoorbeeld: chloorhoudende schoonmaakmiddelen en zuren (ontkalker) geven gevaarlijk chloorgas. Sommige producten kunnen als er brand uitbreekt gevaarlijke reacties geven. Daarom is het verplicht, als er grote hoeveelheden producten worden opgeslagen hiervoor speciale opslag voorzieningen te hebben. (Zie PGS 15. Een speciale opslagvoorziening is nodig: bij explosieve of kankerverwekkende (CMR) stoffen: vanaf 1 kg, bij zeer brandbare stoffen: vanaf 25 kg, de rest vanaf 50 kg of liter, of als het relatief ongevaarlijke stoffen zijn: vanaf 250 kg of liter. Gasflessen vanaf 125 liter)
  • Uitgangspunt is dat op de werkplek alleen gebruikshoeveelheden zijn opgeslagen. De overige producten worden in speciale kasten of ruimtes opgeslagen.
  • Zorg daarbij voor een scheiding tussen producten die met elkaar kunnen gaan reageren.
  • Zorg voor goede ventilatie in de opslag.
  • Plaats verpakkingen in bakken die voorkomen dat het product zich kan verspreiden bij lekkage.
  • De opslagplaats moet voldoende brandwerend zijn.
  • Wanneer producten worden overgeheveld van de grootverpakking in kleine verpakkingen, dan dient het overhevelen zo mogelijk buiten de opslagruimte plaats te vinden. Hier zijn dan ook de vereiste noodvoorzieningen aanwezig (oogdouche, nooddouche e.d.). Nadere aanwijzingen treft u aan in PGS15, de norm die beschrijft hoe gevaarlijke stoffen moeten worden opgeslagen (voorheen ‘CPR richtlijnen’).

Eisen voor asbestbeheersing zijn:

In Nederlandse gebouwen, installaties en apparatuur van voor 1994 kan asbest verwerkt zijn.
Dat kan ook het geval zijn in machines van recentere datum die in het buitenland zijn gebouwd. Asbest kan zijn verwerkt in deuren, plaatmaterialen, in of rondom stoomketels en koelingen, in rookkachels, krimptunnels, in isolatiematerialen, in vloerbedekking/zeil, luchtkanalen, rem- of frictiematerialen en op wanden/plafonds gespoten zijn. In Nederland zijn maar liefst 3500 toepassingen van asbest bekend.

  • Per bedrijf is in kaart gebracht door een erkend adviesbureau of door een daartoe opgeleide werknemer of er mogelijk asbest voorkomt in apparatuur, installaties en gebouwen. Als de aanwezigheid van asbest niet is uit te sluiten, wordt er door een gecertificeerd asbestinventarisatiebureau een asbestinventarisatie uitgevoerd.
  • Conform de wetgeving worden asbesthoudende daken voor 2024 verwijderd.
  • Zorg ook dat asbesthoudende reserveonderdelen van machines en installaties (o.a. pakkingen) op een correcte manier verwijderd worden.
  • Het streven is om op termijn alle asbest te verwijderen uit apparatuur, gebouwdelen en installaties, zeker waar medewerkers (bv in productie of van de technische dienst) blootgesteld kunnen worden aan asbestvezels.
  • Een sanering waarbij bewerkingen aan het materiaal uitgevoerd gaan worden (risicoklasse 2 of 2A) moet altijd worden uitgevoerd door een SC-530 gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf.
  • Als wordt gekozen om asbest (nog) niet te verwijderen, worden de volgende activiteiten uitgevoerd:
    • Voorlichten
      Zorg dat medewerkers die met asbest in aanraking zouden kunnen komen weten waar asbest is verwerkt en hoe daar veilig mee om te gaan. Licht hen regelmatig voor.
    • Eventueel afschermen
      Voorkom bewerking of beschadiging van asbesthoudend materiaal door het -waar nodig- af te schermen.
    • Veilig onderhoud
      Plak zo nodig stickers op materialen/wanden/leidingen als deze asbesthoudend zijn. En/of geef het duidelijk aan op tekeningen.
    • Monitoring
      Zorg dat de staat van het asbesthoudend materiaal periodiek wordt gecontroleerd
    • Aanpak bij calamiteiten en incidenten
      Neem in het bedrijfsnoodplan hoe te handelen met het vrijkomen van asbestvezels bij brand e.d.
    • Documentatie
      Zorg voor een goede vastlegging van aanwezigheid van asbest, rapportages en relevante wijzigingen.

Bij voorkeur worden bovenstaande activiteiten opgenomen in een asbestbeheersplan dat ter instemming aan de OR of PVT wordt voorgelegd.
Voor meer informatie verwijzen we u door naar een uitgebreide asbest-handreiking die in de sectoren zoetwaren en bakkerijen is opgesteld.

Eisen voor verbindingswegen en doorgangen zijn:

  • Verbindingswegen en doorgangen zijn afgestemd op het verkeer dat er gebruik van maakt en zijn vrij van obstakels. Ontwerp logische routes voor het verkeer. Vermijd onoverzichtelijke situaties. Verleg zo mogelijk de route.
  • Er gelden verkeersregels. Zorg door voorlichting en toezicht (en waar nodig door verkeersborden), dat iedereen de verkeersregels naleeft.
  • De breedte van de verbindingswegen moet zijn afgestemd op het verkeer: In het geval van eenrichtingsverkeer zijn de wegen minimaal 60 cm breder dan het breedst beladen voertuig, en op bij routes voor verkeer in beide richtingen minimaal 90cm breder dan tweemaal het breedst beladen voertuig. (bij normaal heftruckverkeer zal dat bij éénrichtingverkeer minimaal 160cm zijn en bij tweerichtingsverkeer: 290 cm)
  • Bij onoverzichtelijke situaties die niet te verhelpen zijn worden hulpmiddelen zoals zebrapaden en bolle spiegels aangebracht.
  • Wanneer heftrucks of andere transportmiddelen regelmatig in en uit een gebouw rijden op plaatsen waar andere werknemers verblijven, moeten maatregelen worden getroffen ter voorkoming van tocht, zoals een tochtsluis, luchtgordijn of tochtflappen.
  • Arbeidsplaatsen en voetgangers worden zoveel mogelijk gescheiden van transportmiddelen. Zo nodig zijn routes duidelijk afgebakend, bij voorkeur door fysieke scheidingen of als dat redelijkerwijs niet kan door het aanbrengen van (witte) strepen op de vloer

Eisen bij de aanschaf van arbeidsmiddelenzijn:

  • Vastgelegd is, liefst in een procedure, dat bij (her)inrichting van een bedrijfsruimte vooraf wordt nagegaan of aan de bovenstaande eisen wordt voldaan. Ook dient er een procedure te zijn waarin is vastgelegd hoe de betrokken werknemers worden ingeschakeld bij de keuzes rondom de (her)inrichting van bedrijfsruimtes.

Wensen

  • Een automatische blusmethode (rookmelders, warmtemelders, sprinkler) heeft de voorkeur.
ContactPostbus 61 - 2700 AB - Zoetermeer