X

Veilig werken met gevaarlijke stoffen

Datum laatste wijziging: 11-01-2021

Intro / algemeen

Werknemers in de vlees en vleeswarensector kunnen in aanraking komen met enkele gevaarlijke stoffen. Deze richtlijn geeft bij verschillende werkzaamheden aan hoe gezondheids- en veiligheidsrisico’s beheerst kunnen worden bij het werken met gevaarlijke stoffen.

Een chemische stof wordt in Europa als gevaarlijke getypeerd als die een of meer van de volgende eigenschappen heeft (zie pictogrammen van links naar rechts):

  1. Explosief, veroorzaakt een ontploffing door een schok of hoge temperatuur.
  2. Ontvlambaar, veroorzaakt gemengd met lucht na een ontsteking een brand of explosie.
  3. Oxiderend, veroorzaakt groter brandgevaar en verergert al ontstane branden.
  4. Onder druk, veroorzaakt vrijkomen van gassen bij een lekkage.
  5. Bijtend, veroorzaakt een chemische verbranding van de ogen, huid en inwendige organen.
  6. Giftig, veroorzaakt al bij kleine hoeveelheden in het lichaam een dodelijke vergiftiging.
  7. Schadelijk of irriterend, veroorzaakt een bedwelming of schade aan inwendige organen.
  8. Ernstig schadelijk op lange termijn, veroorzaakt beschadiging van organen, kanker, vermindering van vruchtbaarheid of allergie.
  9. Milieugevaarlijk, veroorzaakt ernstige schade aan flora (planten) en fauna (dieren).

Links

Risico

GGevaarlijke stoffen zijn stoffen die door hun eigenschappen een gevaar voor de gezondheid van werknemers kunnen opleveren. Blootstelling kan plaatsvinden langs drie wegen: bij inademen, huidcontact en inslikken. Bij verschillende werkzaamheden is er blootstelling mogelijk.

Eisen

Eisen bij het aanleveren van bulkgoed
Sommige producten worden via een tank-/bulkwagen aangeleverd of opgehaald, vaak op het buitenterrein buiten het zicht van iedereen. Uit het oogpunt van productveiligheid moet natuurlijk worden uitgesloten dat het product in de verkeerde silo of tank wordt geleverd. Ook vanuit veiligheid is van belang dat er op toegezien wordt dat de juiste koppelingen worden aangebracht. Pas koppelingen toe die voorkomen dat verkeerd materiaal op de leiding gelost kan worden. Speciale aandacht vraagt het aanbrengen van de aardklem om elektrische ontlading tegen te gaan. Omdat levering soms gebeurt door chauffeurs die moeite hebben met de Nederlandse of Engelse taal, is hier direct toezicht vereist.Geef bij de aansluitpunten met behulp van labels of markeringen duidelijk aan waar welke koppeling voor bestemd is. En controleer alle installaties en aarding minimaal jaarlijksop een goede werking.

Eisen m.b.t. de opslag van gevaarlijke stoffen
Sommige opgeslagen producten kunnen met elkaar reageren en gevaarlijke situaties veroorzaken. Bijvoorbeeld chloorhoudende schoonmaakmiddelen en zuren (ontkalker) geven gevaarlijk chloorgas. Sommige producten kunnen als er brand uitbreekt gevaarlijke reacties geven. Daarom is het verplicht, als er grote hoeveelheden producten worden opgeslagen hiervoor speciale opslag voorzieningen te hebben. PGS 15 (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen), beschrijft hoe gevaarlijke stoffen moeten worden opgeslagen.

Voor opslag van brandgevaarlijke stoffen kan ook gebruik gemaakt worden van een brandveiligheidskast. De eisen aan zo’n brandveiligheidskast zijn ook terug te vinden in de laatst verschenen versie van PGS-15.

Eisen m.b.t. dieselmotorenemissie
Er wordt gezorgd dat er geen uitlaatgassen met dieselrook vrijkomen in bedrijfsruimten.
Zie ook de richtlijn Hijs en hefmiddelen

Eisen bij verontreinigde lucht :
Zie richtlijn Binnenluchtkwaliteit en ventilatie

Eisen m.b.t. de omgang met droogijs
Zie daarvoor de Maatregelen m.b.t. de omgang met droogijs in de Richtlijn Werken met koude materialen.

Eisen aan gebruik van koelstoffen (ammoniak, stikstof, kooldioxide)
Zie de richtlijn Technische gassen in bedrijfsruimten

Eisen m.b.t. de aanpak van asbest
Zie de richtlijn bedrijfsruimten

Eisen m.b.t. tot acculaadplaatsen
Zie de Eisen aan een acculaadruimte in de Richtlijn Hijs- en hefmiddelen

Eisen m.b.t. het beheersen van explosie-risico's
Binnen het bedrijf is op basis van de ATEX-richtlijn in kaart gebracht of er sprake kan zijn van explosierisico's. Dit kan aan de orde zijn bij: acculaden (waterstofgas), op plekken waar gasontwikkeling op kan treden (tanks, silo's), door brandbare gassen of dampen (bijvoorbeeld flessenstation voor lasgassen, ammoniakinstallatie).

  • De plaatsen waar explosierisico's kunnen ontstaan zijn volgens de ATEX-richtlijn gezoneerd. De beoordeling wordt uitgevoerd door een deskundige met aantoonbaar voldoende technische kennis op dit gebied.
  • Waar op grond van de zonering nodig, is voldoende ventilatie en aarding van installatiedelen gerealiseerd (ook bij (overgangen in) kunststofslangen/leidingen).
  • De gebieden waar explosierisico's kunnen ontstaan zijn vrij van ontstekingsbronnen en uitgerust met explosieveilige apparatuur (ook verlichting).
  • Ook zijn deze ruimtes of zones duidelijk gemarkeerd met borden.
  • Bovenstaande zaken worden vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument (EVD), dat voortdurend actueel wordt gehouden.
  • In de sectoren Vlees en Vleeswaren is een explosieveiligheidsdocument voor de zuiveringsinstallatie alleen nodig als daar biogas wordt gewonnen.

Eisen m.b.t. opslaginstallaties (tanks, silo's)

Vanwege de grote variëteit aan opslaginstallaties, werkzaamheden aan die installaties, omgevingsfactoren, de gevaren en omstandigheidsfactoren van een stof, alsmede de uitzonderingen die gesteld zijn aan eisen, moet per afzonderlijke opslaginstallatie worden beoordeeld of er wordt voldaan aan de eisen die gesteld zijn in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS).

  • Raadpleeg PGS-9 en de richtlijn’ Technische gassen in bedrijfsruimten ’voor de eisen aan opslaginstallaties van cryogene gassen, waaronder zuurstof, argon, stikstof en kooldioxide.
  • Raadpleeg PGS-15 voor de eisen aan opslaginstallaties van verpakte gevaarlijke stoffen en CMR-stoffen.

Gebruik hierbij altijd de meest recente PGS-versie. De PGS gaat uit van de huidige stand der techniek die geldt voor de bouwkundige uitvoering van opslagvoorzieningen en arbeidsmiddelen. Samenvattend houdt dit in dat de opslaginstallaties (tanks, silo's, containers) en bijbehorende installatiedelen veilig moeten zijn uitgevoerd. Zowel de stevigheid van de constructie als de voorzieningen die explosies en andere gevaren moeten voorkomen zijn berekend op de belading. Alle opslaginstallaties en bijbehorende installatie-onderdelen die door bepaalde invloeden kunnen verslechteren (zoals druk, temperatuur, roestvorming et cetera) en daardoor een gevaar veroorzaken moeten vóór ingebruikname en periodiek (vaak ten minste jaarlijks) worden gecontroleerd door een gespecialiseerd bedrijf. Indien veranderingen of reparaties aan dergelijke opslaginstallaties nodig zijn, mogen deze werkzaamheden alleen worden verricht door of onder controle van een gespecialiseerd bedrijf, op voorwaarde dat het uitvoerend personeel aantoonbaar deskundig is en over ervaring beschikt.

Binnen bedrijven met opslaginstallaties waar explosiegevaar bestaat, moet worden voldaan aan de ATEX-richtlijn. Deze verplichting is in Nederland in het Arbeidsomstandighedenbesluit vastgelegd. Het uitgangspunt is daarbij is dat:

  • het ontstaan van explosieve atmosferen zo veel mogelijk voorkomen. Hierbij heeft bronaanpak de voorkeur, zoals de stof in de opslaginstallatie waar mogelijk te vervangen door een stof waarbij explosies zijn uitgesloten;
  • de ontsteking van explosieve atmosferen vermijden. Tanks en silo’s kunnen hiertoe worden uitgerust met technische voorzieningen zoals aarding, bliksembeveiliging (voor buiten opgestelde silo's).
  • de schadelijke gevolgen van een explosie beperken, zoals een explosieluik waarmee teveel opgebouwde druk kan worden ontlast.

Zie verder de Eisen m.b.t. onderhoud en controle van (opslag)installaties en gasdetectoren.

Eisen m.b.t. lassen

Bij laswerkzaamheden bv door de technische dienst komt lasrook vrij. Werknemers die aan lasrook worden blootgesteld, lopen het risico stoffen in te ademen die ondermeer schade aan de luchtwegen kunnen veroorzaken. Ook kunnen laswerkzaamheden tot schade aan de ogen leiden. 

  • Verricht de laswerkzaamheden, voorzover redelijkerwijs mogelijk, in een speciaal ingerichte lascabine, bv in de TD-werkplaats, voorzien van puntafzuiging met een flexibele slang, lastafel met randafzuiging of lastoortsafzuiging.
  • Wordt op verschillende plekken in de werkplaats gelast, dan moet de lasrook op meerdere plaatsen worden afgezogen (bijv. met mobiele afzuigunits).
  • Zorg in de werkplaats waar wordt gelast ook voor ruimteafzuiging en ventilatie. Laat door een deskundige het vereiste ventilatievoud berekenen. Voorkom recirculatie.
  • Ga op zoek naar een lasmethode die zo weinig mogelijk blootstelling aan lasrook geeft.
  • Maak de vlakken die gelast moeten worden zo schoon mogelijk (vrij van verfresten, roest e.d.). Dit zorgt voor een schoner lasproces.
  • Bepaal de blootstelling door lasrookmetingen of maak gebruik van een erkende beoordelingsmethode, zoals de Verbetercheck lasrook op www.5xbeter.nl
  • Medewerkers maken tijdens het lassen gebruik van een lasbril/laskap, handschoenen en lasschort.
  • Zorg voor een doeltreffende voorlichting over de gezondheidsgevaren van lasrook en over het gebruik van beschermende maatregelen.

In de sectoren Vlees en Vleeswaren wordt ook roestvrij staal (RVS) gelast. Het betreft kortdurende lasactiviteiten. Bij het lassen van RVS komt het kankerverwekkende Chroom-6 vrij. Daarom gelden daar de volgende extra voorschriften:

  • Vermijd, waar mogelijk, het lassen van roestvrij staal, bv door in plaats daarvan te schroeven of defecte onderdelen te vervangen, of besteedt het uit aan een gespecialiseerd bedrijf;
  • Bij MIG/MAG lassen van roestvrij staal of ander chroomhoudend metaal kan er meer Chroom-6 vrijkomen dan bij andere lasmethoden. Pas het MIG/MAG lassen daarom zo weinig mogelijk toe. Als MIG/MAG lassen redelijkerwijs niet uit te sluiten is, kies dan elektrodemateriaal met een zo laag mogelijk chroomgehalte. Aanvullend op de bronafzuiging  draagt de lasser dan een aangeblazen luchtkap met een P3 filter. MIG/MAG lassen kan niet plaatsvinden buiten een speciaal ingerichte lascabine.

Uit onderzoek blijkt dat bij het veelvoorkomende TIG-lassen de grenswaarde van Chroom-6 niet overschreden wordt, als de lasser een verbeterde laskap draagt (of een aangeblazen lashelm met een nog beter beschermingsniveau). Een verbeterde laskap is een lashelm met slabafdichting op de borst. Uit metingen bij het bovenstaand onderzoek blijkt dat ook buiten de lashelm de blootstelling aan Chroom-6 erg laag is.
Als uit blootstellingbeoordeling blijkt dat, ondanks de bovenstaande maatregelen, de blootstelling de grenswaarde overschrijdt, zijn aanvullende maatregelen nodig.

Zie verder over laswerkzaamheden en Chroom-6 deze informatie van Inspectie SZW

Wensen mbt lassen

  • Gebruik bij laswerkzaamheden van RVS in productieruimten voor een mobiele afzuigunit, die is voorzien van een flexibele slang en met filter, die met een frequentie volgens de aanwijzingen van de leverancier wordt vervangen;
  • Als in de productieruimten de mobiele afzuigunit niet bruikbaar is, bv vanwege de hoogte van de uit te voeren werkzaamheden, draagt de lasser bij het lassen van RVS een aangeblazen luchtkap met een P3 filter.

Eisen m.b.t. gebruik en opslag van gasflessen

  • Het gebruik van gasflessen, bijvoorbeeld bij laswerkzaamheden, brengt veiligheidsrisico's met zich mee. Daarom moeten ze rechtop staan en goed vastgezet worden tegen omvallen, bijvoorbeeld met ketting of klem aan de muur of in een speciale kar, zuurstofflessen gescheiden van gasflessen.
  • Er wordt voorkomen dat gasflessen bij een warmtebron staan. Gasflessen zijn voorzien van afsluitsleutels en reduceerventielen. Regelmatig worden de afsluitingen van gasflessen gecontroleerd.
  • Bij flessen met stikstof is extra alertheid nodig voor verstikkingsgevaar, dus wordt er extra goed geventileerd.
  • Medewerkers zijn goed geïnstrueerd hoe veilig met gasflessen te werken.
  • De opslag van gasflessen bevindt zich niet in de werkplaats, maar bij voorkeur buiten (afgeschermd tegen zonnestralen om verhitting en explosie te voorkomen) en niet in kelderruimtes, waar gas (bij lekken van het ventiel) zich kan ophopen.
  • Bij vervoer zijn gasflessen voorzien van een cilinderkap.
  • Voor overige eisen: zie de laatst verschenen versie van PGS-15

Eisen bij het afwegen van kruiden:
Forse blootstelling aan kruiden kan tot gezondheidsklachten leiden. Daarom moet bij het afwegen en hanteren van verpakkingen zorgvuldig gewerkt worden en verspreiding in de lucht worden tegengegaan.

  • Beoordeel de blootstelling van werknemers aan kruiden tijdens het afwegen, vergelijk die met eventuele publieke of private grenswaarden en pas waar nodig adequate maatregelen toe. (denk bijvoorbeeld aan afzuiging).
  • Stel werkvoorschriften op over het werken met kruiden en toets van tijd of tijd of hier ook zorgvuldig mee gewerkt wordt.
  • Maak voorschrift over het zodanig opruimen van lege verpakkingen kruiden dat dit niet tot stofverspreiding leidt.

Eisen m.b.t. werkzaamheden in rookruimten
Bij het roken van producten kan door onvolledige verbranding het gevaarlijke koolmonoxide (CO) vrijkomen. Afhankelijk van het type rookapparatuur, de afmeting van de ruimte, de afzuiging en ventilatie kan een gevaarlijke situatie ontstaan. Laat door een deskundige beoordelen of het nodig is dat er in deze ruimte detectieapparatuur wordt geplaatst die werknemers waarschuwt als het CO-gehalte in de gevaarlijke zone dreigt te komen.

Eisen m.b.t. het werken met patronen van schietmaskers
Patronen van schietmaskers bevatten kruit en de voorraad patronen moet in een brandvertragende kluis worden opgeslagen. De locatie van deze kluis moet vermeld staan in het bedrijfsnoodplan, zodat de brandweer daarvan op de hoogte is bij een eventuele brand. Voor meer informatie over de opslag zie PGS-32.

Alleen medewerkers die hiervoor zijn opgeleid mogen een schietmasker bedienen. Het dragen van gehoorbescherming is voorgeschreven. Op basis van een risicobeoordeling kan ook een  gelaatscherm vereist zijn.

Eisen m.b.t. werkzaamheden in het ketelhuis

In het ketelhuis bevinden zich de stoomketels en installaties die daarmee verband houden, zoals pompen e.d.. Stoomketels werken onder hoge druk, afhankelijk van de ketelsoort zelfs boven 150 bar. De stoominstallatie moet dan ook voorzien zijn van drukveiligheden en droogkookveiligheden. Vaak wordt er aardgas gebruikt om de ketels te stoken, maar soms ook biogas. Beide soort gassen zijn brandbaar en kunnen bij lekkage ook leiden tot een explosie. Binnen het bedrijf moet op basis van de ATEX-richtlijn in kaart zijn gebracht of er sprake kan zijn van explosierisico's. De plaatsen waar explosierisico's kunnen ontstaan zijn volgens de ATEX-richtlijn gezoneerd. De beoordeling wordt uitgevoerd door een deskundige op dit gebied.   

De gebieden waar explosierisico's kunnen ontstaan zijn vrij van ontstekingsbronnen en uitgerust met explosieveilige apparatuur, zoals ook voor de verlichting geldt. Ook zijn de EX-ruimtes of zones duidelijk gemarkeerd met borden. Bovenstaande zaken worden vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument (EVD), dat voortdurend actueel wordt gehouden.

De rookgassen vanuit de verbranding bevatten hoge concentraties kooldioxide (CO2) en concentraties stikstofoxiden (NOx), die beide schadelijk zijn voor de gezondheid als die vrijkomen op de werkplek. Vaste detectie van kooldioxide in de ketelhuisruimte met ingestelde alarmering dient te zijn aangebracht in de ketelhuisruimte en bij de toegang daartoe. Raadpleeg hiervoor een specialist in gasdetectiesystemen.

Eisen m.b.t. werkzaamheden aan zuiveringsinstallaties

Diverse installaties worden toegepast waarin verontreiniging wordt afgevangen (gaswassers, ontzwaveling, filters van klimaatbeheersing of afzuiginstallaties, vetvangers en waterzuiveringsinstallaties. Dit betekent dat zich hierin verontreiniging in geconcentreerde vorm kan bevinden. Ook wordt bij deze installaties vaak gewerkt met gevaarlijke stoffen.

  • De technieken van zuiveringsinstallaties en de gebruikte gevaarlijke stoffen kunnen erg verschillen, alsmede de risico’s. Bekende gevaren bij zuiveringsinstallaties zijn o.a. vergiftiging door zwavelwaterstof, verstikking door zuurstoftekort, aantasten van huid en ogen door bijtende stoffen, besmetting door biologische agentia, verdrinkingsgevaar bij open waterzuivering, brand en explosie door o.a. vrijkomen van zwavelwaterstof.
    Stel met een risicobeoordeling vast welke risico’s er in uw specifieke situatie zijn en welke beheersmaatregelen nodig zijn voor de zuiveringsinstallatie die u gebruikt.
    NB In de sectoren Vlees en Vleeswaren is een explosieveiligheidsdocument voor de zuiveringsinstallatie alleen nodig als daar biogas wordt gewonnen.
  • Zorg dat betrokken medewerkers voldoende kennis van risico's en veilig werken met deze installaties hebben en de beschikking hebben over voldoende beschermende voorzieningen. Maak veiligheidsinstructies voor de werkzaamheden aan de zuiveringsinstallaties.
  • Let ook op dat er geen risico's ontstaan door alleen-werken op deze vaak geïsoleerde werkplekken: doe dit werk bij voorkeur met ten minste twee personen en gebruik anders een aanmeld- en afmeldsysteem, zodat direct wordt opgemerkt als medewerkers iets zou overkomen.
  • Voorzie medewerkers van een passend PBM-pakket voor het werken met verontreinigingen en chemicaliën.

Eisen m.b.t. onderhoud en controle van (opslag)installaties en gasdetectoren
Alle installaties onder druk of waarin zich gevaarlijke stoffen bevinden (CO2, aardgas, ammoniak, stoom, lucht, hydrauliek) worden gecontroleerd en onderhouden in een frequentie zoals vastgelegd in de gebruikershandleiding van de leverancier, vaak tenminste jaarlijks. Sluit hiervoor met een specialistisch bedrijf een servicecontract af waarin alle vereiste controles, onderhoud en keuringen van de installatie zijn opgenomen. Laat de uitgevoerde werkzaamheden noteren in het logboek dat bij de installatie hoort.

  • Alle gasdetectors worden  gecontroleerd op goede werking met een frequentie zoals vermeld in de gebruiksaanwijzing van de leverancier, vaak tenminste halfjaarlijks. Sluit met een erkend installatiebedrijf een servicecontract waarin alle vereiste controles, onderhoudswerk en keuringen van de installaties zijn opgenomen. Laat de uitgevoerde werkzaamheden noteren in het logboek dat bij de gasdetectie-installatie behoort.

Eisen m.b.t. gevaarlijke stoffen bij schoonmaak
Zie de algemene eisen inzake reiniging- en ontsmetting in de richtlijn Schoonmaak en onderhoud.

Eisen m.b.t. spoelruimtes en wasplaats vrachtauto’s
Medewerkers die in de spoelruimtes kratten, snijplaten, pallets en andere stukken schoonmaken staan bloot aan gevaarlijke stoffen. Dat geldt ook voor medewerkers op de wasplaats van vrachtwagens.

  • Hier gelden de voorschriften rond de omgang met gevaarlijke stoffen in de richtlijn Schoonmaak en onderhoud.
  • Bovendien is op de plaats waar onverdunde of licht verdunde corosieve of irriterende stoffen gebruikt worden in de directe nabijheid een oogspoelstation aanwezig waar in geval van incidenten de medewerkers met stromend water de ogen kunnen spoelen.

 Eisen m.b.t. printers in kantoorruimtes

  • Plaats, in verband met fijnstof, de printers en kopieerapparaten met meer dan 5.000 afdrukken per maand buiten een kantoorruimte.
  • Bij meer dan 50.000 afdrukken per maand is een aparte reproruimte vereist, met bronafzuiging.

Eisen m.b.t. bedrijfshulpverlening (BHV)
Er is een actueel bedrijfsnoodplan waarin is geregeld wie wat doet om doeltreffend handelen bij calamiteiten te garanderen. Denk daarbij aan ongewenste gebeurtenissen met ammoniakinstallaties en andere technische gassen, gevaarlijke stoffen of gasflessen.

Eisen aan persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)

  • Alle medewerkers die blootgesteld worden aan gevaarlijke stoffen en de BHV'ers beschikken daar waar nodig over geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen. Dat is nodig in die situaties waar de blootstelling aan gevaarlijke stoffen hoger is dan de grenswaarde en bovendien bronaanpak of technische of organisatorische maatregelen nog niet toereikend zijn. Denk bijvoorbeeld aan werken met accuzuur en aan schoonmaakwerk. 
  • Voor adembescherming tegen gassen en dampen zijn verschillende soorten filters beschikbaar. Er moet eerst zijn vastgesteld of er voldoende zuurstof aanwezig is op de plekken waar deze gebruikt worden. Voor bescherming tegen stof zijn filters met een uiteenlopende fijnheid beschikbaar. Gebruik minimaal P2. Let bij de aanschaf en gebruik dus altijd op of het PBM ook werkelijk beschermt tegen de stof/gas/damp die aan de orde kan zijn.
  • Waar de gezichtshuid of ogen beschadigd kunnen worden, gebruiken medewerkers geschikte oog- of gelaatbescherming. Denk aan risico's van ammoniak, accuzuur, agressieve schoonmaakmiddelen, zagen boren of slijpen van materialen, las- en snijwerkzaamheden (UV-straling). Let er ook op dat het materiaal waaruit de beschermende middelen zijn gemaakt bestand is tegen de stoffen respectievelijk de straling waartegen het middel moet beschermen. Zorg ervoor dat je goed door het materiaal heen kunt kijken (geen krassen of verkleuringen, e.d.). Denk aan spatbrillen, gelaatschermen, laskappen.
  • Bij werken met corrosieve of irriterende stoffen hebben medewerkers die schoonmaakwerk doen de beschikking over een veiligheidsbril en handschoenen die voldoen aan de voorschriften van de leverancier in het bijbehorend Veiligheidsinformatieblad. Bij het schoonspuiten (nevel) en bij stofvormige verontreinigingen hebben ze de beschikking over een FFP2-wegwerpmasker met uitademventiel. voor bescherming tegen stoffen en biologische agentia. Zie de richtlijn Adembescherming.
  • Waar nodig is de werkkleding bestand tegen chemicaliën (sterke zuren en basen, ammoniak).
  • Zie verder de bepalingen in de richtlijn Persoonlijke beschermingsmiddelen

Eisen aan leidingmarkering
Reservoirs en leidingen die gevaarlijke stoffen bevatten moeten zijn gemarkeerd met de relevante gevarenpictogrammen.. Deze pictogrammen dienen te zijn geplaatst op de zichtbare zijde, in de nabijheid van de meest gevaarlijke plaatsen, zoals kleppen en aansluitingspunten. Zie toe dat de hechting van de markering en de kleurvastheid in de loop der tijd goed blijft.

Wensen

  • Naast de eerder genoemde verplichting om leidingwerk te voorzien van gevarenpictogrammen, kunnen leidingen waar gevaarlijke gassen of -vloeistoffen door lopen duidelijk worden geïdentificeerd met een kleuraanduiding of met markeringen volgens de norm NEN 3050. Markeringen hebben het voordeel dat ook de stromingsrichting is aangegeven en de stofnaam als tekst vermeld is.
  • Houd het leidingwerk van afzuiginstallaties voor gevaarlijke stoffen zo kort mogelijk, met zo weinig mogelijk bochten om tot een optimale afzuiging te komen.
ContactLouis Braillelaan 80 2719 EK Zoetermeer