Wij besteden in de vleeswarensector veel zorg aan de verbetering van arbeidsomstandigheden. In Sociale partners in de vleeswarensector hebben met de overheid harde afspraken gemaakt om het risico van lichamelijke klachten in de bedrijven sterk terug te brengen. Ook zijn er afspraken gemaakt over het terugdringen van het ziekteverzuim en de WGA-instroom.
Dit is van belang voor de werkgevers én de werknemers. De werkgever is weliswaar verantwoordelijk voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van zijn werknemers, maar ook werknemers hebben er baat bij dat de werkomstandigheden optimaal zijn. Immers, dit voorkomt lichamelijke of fysieke klachten en stimuleert de persoonlijke motivatie en de productiviteit.
Alle bedrijven, moeten een RIE en een plan van aanpak maken om knelpunten in het arbobeleid aan te pakken. De uitvoering van het plan van aanpak ligt niet alleen in handen van de werkgever, maar ook bij de werknemers of de ondernemingsraad.
Bij elke verandering in het bedrijf of in de werkwijzen moeten de risico's opnieuw onder de loep worden genomen.
Het RI&E-instrument voor de sectoren Vlees- en Vleeswaren dat de sociale partners hebben samengesteld, wordt naar verwachting binnenkort erkend door het Steunpunt RI&E. Dat betekent dat kleine bedrijven uit deze sectoren (met 25 medewerkers of minder) die gebruik maken van dit instrument, de RI&E niet hoeven te laten toetsen. Bedrijven met meer dan 25 medewerkers (gerekend over alle vestigingen samen) dienen na het uitvoeren van de RI&E met het branche-instrument het resultaat nog te laten toetsen door een gecertificeerde arbodeskundige.
• werken met stoffen die giftig, sensibiliserend, kankerverwekkend, mutageen en voor de voortplanting schadelijk zijn (gevaarsaanduidingen horen op de verpakking van de stoffen te staan). Let op: hieronder vallen ook bestrijdingsmiddelen.
Jongeren mogen pas 14 dagen na het verspuiten van bestrijdingsmiddelen op een gewas weer met dat gewas in aanraking komen;
• werken met stoffen die zich in het lichaam ophopen of slecht zijn voor de gezondheid (gevaarsaanduidingen horen op de verpakking van de stoffen te staan);
• werken met biologische agentia (virussen, bacteriën) die ernstige ziekten bij mensen kunnen veroorzaken. Zie hiervoor het Arbobesluit, afdeling 9, Biologische agentia, artikel 4.84, lid 3, c en d.;
• werken met of aan kuipen, bassins, leidingen of reservoirs met daarin een of meer van de genoemde stoffen;
• werken onder overdruk, zoals duiken, in een caisson en in afgesloten ruimten;
• werken met toestellen die schadelijke niet-ioniserende elektromagnetische straling kunnen uitzenden, zoals sealapparatuur, lasers en radarinstallaties;
• werken op lawaaiige plekken. De dagelijkse blootstelling aan lawaai mag niet hoger zijn dan gemiddeld 85 dB(A). Let op: dit is een absolute norm, waarbij geen rekening wordt gehouden met de dempende werking van gehoorbeschermers;
• werken met apparatuur die zo trilt dat het gevaar oplevert voor de gezondheid.
Jongeren vanaf 12 jaar mogen:
- werken in het kader van een werkstraf
- meewerken aan uitvoeringen.
Jongeren vanaf 13 jaar mogen:
- op schooldagen klusjes rond het huis en in de buurt doen
- op vrije dagen helpen bij licht niet-industrieel werk
- als woonhuis en de winkel of de land- en tuinbouwonderneming één geheel vormen, meehelpen in het bedrijf van hun ouders
Jongeren vanaf 14 jaar mogen:
- stage lopen
Jongeren vanaf 15 jaar mogen:
- ochtendkranten bezorgen
- licht niet-industrieel werk verrichten
Jongeren van 16 en 17 jaar mogen allerlei soorten werk doen, maar werk dat gevaarlijk of schadelijk is voor de gezondheid is voor alle werknemers jonger dan 18 jaar verboden.
Er zijn ook risicovolle werkzaamheden die werknemers van 16 en 17 jaar wel mogen verrichten, maar dan uitsluitend onder deskundig toezicht, zodat alle gevaar voorkomen wordt. Deze toezichthouder moet in de gaten houden of de jongere het werk goed doet, geen gevaar loopt of gevaarlijke situaties veroorzaakt. Diegene die toezicht houdt, moet zelf goed bekend zijn met het werk dat hij zijn pupil opdraagt. Als men er niet in slaagt om deskundig toezicht zo te organiseren dat het gevaar bij bijzondere werkzaamheden wordt voorkomen, dan zijn de werkzaamheden alsnog verboden.
Let op: dit soort werk is verboden voor 12-, 13-, 14- en 15-jarigen!
Werknemers van 16 en 17 jaar mogen - alleen onder deskundig toezicht - de volgende werkzaamheden uitvoeren:
• werken in een omgeving waar gevaar voor instorting bestaat;
• werken aan of in de buurt van hoogspanningsleidingen;
• werken met stoffen die kunnen ontploffen, die irriterend of bijtend zijn, of waarbij op de verpakking staat dat de stof schadelijk is met als toevoeging ‘onherstelbare effecten niet uitgesloten’;
• werken met persgassen, onder druk vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen. Dat geldt ook voor werken aan of met kuipen, bassins, leidingen of reservoirs waarin zich een of meer van deze gassen bevinden;
• werken met, maken of vasthouden van artikelen die kunnen ontploffen, zoals vuurwerk;
• het besturen van een trekker en het aan- of afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen;
Let op: 16- en 17-jarigen mogen met een trekker op de openbare weg rijden, als ze een trekkerrijbewijs hebben.
• werken met wilde, giftige of andere dieren die gevaar opleveren;
• dieren slachten in een slachthuis;
• eentonig werk doen, waarvoor de werknemer per stuk wordt betaald;
• aan een machine of lopende band staan waarbij de werknemer niet zelf zijn werktempo kan bepalen.
Voor het toezicht dient men rekening te houden met de volgende zaken:
• Voor welke taken is de jongere werknemer het meest geschikt?
• Is hij goed geïnstrueerd over zijn taak?
• Zijn voldoende en adequate veiligheidsbrillen, speciale kleding, veiligheidsschoeisel en helmen aanwezig?
• Gebruikt of past de werknemer deze op de juiste manier toe?
• Werkt diegene die toezicht moet houden vlak bij de betreffende werknemer of is die direct oproepbaar?
• Wordt de werkplek regelmatig beoordeeld op risico’s voor de veiligheid?
• Is de voorlichting en instructie goed bij de werknemer overgekomen?
• Is misschien nieuwe instructie noodzakelijk?
• Kan diegene die toezicht houdt ingrijpen in het productieproces wanneer dat noodzakelijk is voor de veiligheid van de werknemer?
In bedrijven met meer dan 15 werknemers moet de werkgever zorgen voor een bedrijfshulpverlening. Bedrijfshulpverlening is erop gericht de directe nadelige gevolgen van ongevallen of brand zoveel mogelijk te voorkomen. De werkgever moet daartoe één of meer werknemers aanwijzen die eerste hulp bij ongelukken kunnen verlenen, eenvoudige brandbestrijding kunnen uitvoeren en ongevallen kunnen voorkomen en beperken. De bedrijfshulpverleners moeten op de hoogte zijn hoe de mensen snel en goed uit het bedrijf kunnen worden geëvacueerd. Ook moeten zij weten hoe en wanneer de brandweer, ambulance en politie ingeschakeld moeten worden.
In bedrijven met minder dan 15 werknemers mag de werkgever zelf deze taken op zich nemen, mits hij of zij beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om die taken goed te kunnen vervullen. Wel moet de werkgever dan zorgen voor een vervanger, die deze taken overneemt wanneer hij of zij afwezig is.
Licht niet-industrieel werk dat jongeren vanaf 15 jaar mogen doen is bijvoorbeeld:
• lichte werkzaamheden in een winkel, zoals vakken vullen of helpen bij het inpakken;
• lichte werkzaamheden in de landbouw, zoals groenten en fruit plukken, lichte oogstwerkzaamheden, het voeren van kleine dieren;
• jongeren van 13 tot en met 15 jaar mogen werken aan de lopende band. Let op: dit mag alleen als de jongere en de ouders/verzorgers een overeenkomst hebben ondertekend met de werkgever;
• lichte werkzaamheden bijvoorbeeld bij een manege, op een camping, in een speeltuin, in een pretpark, in een bowlingcentrum, in een museum.
Jongeren vanaf 13 jaar mogen op vrije dagen bij dit soort werkzaamheden helpen.
Voor jongeren onder de 16 jaar geldt dat ze alleen onder voorwaarden mogen werken buiten schooltijd en in vakanties. Vanaf 16 jaar mogen jongeren zonder meer werken. Wel zijn er voor werknemers van 16 en 17 jaar speciale regels.
Zwaar werk:
• tillen van meer dan 10 kg;
• duwen of trekken van meer dan 20 kg;
• voortdurend werken in dezelfde houding.
Gevaarlijk en ongezond werk:
• het werken met of in de omgeving van machines waarbij brand-, elektrocutie-, knel-, plet-, snij- of valgevaar bestaat (bijvoorbeeld het werken met een heftruck, goederenbouwlift, cirkelzaagmachine, betonmolen, vleessnijmachine);
• werk waarbij ze in aanraking kunnen komen met gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen);
• werk waarbij persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gedragen (bijvoorbeeld een bouwhelm, een stofkap, oordoppen).
Verder zijn onder meer de volgende soorten werk niet toegestaan voor jongeren onder de 16 jaar:
• caissière of andere werkzaamheden waarbij de jongere zelf verantwoordelijk is voor geldzaken;
• werken in de horeca wanneer daar alcohol wordt verstrekt.
Ook zijn de werkzaamheden die jongeren van 16 en 17 jaar alleen onder deskundig toezicht mogen doen niet toegestaan voor jongeren onder de 16 jaar. Uiteraard mogen zij ook de verboden werkzaamheden voor jongeren onder de 18 jaar niet doen.
Ja, de werkgever is verantwoordelijk voor de reïntegratie van elke zieke werknemer zolang die bij hem in dienst is. Dit betekent dat de werkgever ook verantwoordelijk is voor de reïntegratie van een zieke werknemer met een tijdelijk contract.
Tijdens de ziekteperiode moet de werkgever de werknemer in ieder geval 100% in het eerste jaar en 90% in het tweede jaar van het loon doorbetalen. Als een werknemer ziek wordt en zijn arbeidsovereenkomst eindigt binnen 104 weken nadat hij ziek is geworden, dan heeft de werknemer na afloop van de arbeidsovereenkomst recht op een Ziektewetuitkering.
Bij het einde van de arbeidsovereenkomst moet de werkgever aan het UWV doorgeven dat het dienstverband eindigt. Als dit nog niet eerder aan het UWV is doorgegeven, dan moet de werkgever ook melden dat de werknemer ziek is. Verder moet de werkgever een reïntegratieverslag bij het UWV indienen, tenzij er minder dan zes weken zit tussen de eerste ziektedag en het einde van de arbeidsovereenkomst.
Aan de hand van dit reïntegratieverslag beoordeelt het UWV of de werkgever aan z’n reïntegratieverplichtingen heeft voldaan. Daarbij telt in de eerste plaats het resultaat. Dat wil zeggen dat het UWV tevreden is als de werknemer weer volledig herplaatst is. Is de werknemer niet herplaatst en vindt het UWV dat de werkgever zich niet voldoende heeft ingespannen in het kader van de reïntegratie, dan kan het UWV de werkgever een sanctie opleggen. Sinds 1 maart 2005 kan het UWV namelijk in dat geval (een deel van) de Ziektewetuitkering die de werknemer ontvangt op de werkgever verhalen. Hoeveel ziekengeld het UWV op de werkgever verhaalt, is afhankelijk van het antwoord op de vraag hoe lang de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen: uitgangspunt is namelijk dat het UWV ziekengeld verhaalt over de periode waarin de reïntegratie door het toedoen van de werkgever is vertraagd.
Laat de werkgever na een volledig reïntegratieverslag bij het UWV in te dienen, dan verhaalt het UWV overigens altijd een week Ziektewetuitkering op de werkgever - ongeacht de vraag of de reïntegratie geslaagd is of niet.
Als de werkgever een reïntegratietraject wil opzetten voor een werknemer met een tijdelijk contract waarbij de duur van het traject langer is dan de resterende duur van de arbeidsovereenkomst, dan kan de werkgever hierover contact opnemen met het UWV. In overleg met het UWV kan het reïntegratietraject starten. Het UWV neemt dan - als de arbeidsovereenkomst afloopt - het traject over. In een dergelijk geval zijn met het UWV afspraken te maken over het delen van de reïntegratiekosten.